Beleidsnotitie Onderwijs 2007-2008
Faculteit
der Exacte Wetenschappen versie
19 september 2007
1. Inleiding
2. Missie
3. Het primaire proces
4. Instroom
5. Profiel en ontwikkeling
opleidingenaanbod
5.1 Onderwijs in context
5.2 Bacheloropleidingen
5.3 Masteropleidingen
5.4 Samenwerking met de
Universiteit van Amsterdam
6. Aansluiting vwo-wo
7. Aansluiting hbo-wo
8. Internationalisering
9. Doorstroom
10. Uitstroom
11. Onderwijsvisie en didactisch
concept
12. Academische vorming
13. Kwaliteitszorg
13.1 Zorgplan Kwaliteit
13.2 Follow-up visitaties
13.3 Studiebegeleiding
13.4 Diversiteit
13.5 Aandacht voor talent
13.6 Professionalisering docenten
14. ICT en onderwijs
15. Onderwijsorganisatie
1. Inleiding
In het studiejaar 2006-2007 heeft de onderwijsdirectie voor de eerste keer
een beleidsnotitie onderwijs opgesteld die diende om te accentueren aan welke
aspecten van het onderwijsproces bijzondere aandacht besteed zou moeten worden.
De notitie is door het faculteitsbestuur - gehoord de afdelingshoofden -
vastgesteld, zodat van een breed gedragen FEW-beleid gesproken kon worden. Aan
de hand van deelnotities is met de opleidingscommissie gesproken over de
implementatie van verschillende deelonderwerpen uit deze beleidsnotitie.
De vervolgnotitie 2007-2008 wil een aanzet zijn om het in gang gezette
beleid te versterken of nader uit te werken. Ook wordt een aantal nieuwe items
aangereikt waarop in het nieuwe studiejaar gefocusseerd zal worden.
2. Missie
De faculteit der Exacte Wetenschappen (FEW) van de Vrije Universiteit biedt
modern academisch onderwijs aan in de exacte natuurwetenschappen, wiskunde en
informatica. Voor dit onderwijs geldt de ambitie dat het attractief,
inspirerend en van hoge kwaliteit is, wordt gegeven door internationaal
toonaangevende onderzoekers, dynamisch inspeelt op maatschappelijke behoeftes
en aan elk (bčta)talent plaats biedt.
3. Het primaire proces
Er is de faculteit veel aan gelegen dat het primaire onderwijsproces
optimaal verloopt. Veel docenten spannen zich binnen hun taakopdracht tot het
uiterste in om hun onderwijs goed uit te voeren. Met het identificeren van
speciale beleidsitems in deze notitie wil de faculteit niet afleiden van deze
kerntaken. Integendeel, de aspecten die worden besproken dienen juist om de
kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, bijvoorbeeld door het faciliteren
van dit primaire proces, door de context te verbeteren of door de actieve
deelname van studenten te bevorderen. Om dit te benadrukken wil de
onderwijsdirectie het studiejaar 2007-2008 maken tot het ‘jaar van de werkvloer’. Er worden daartoe verschillende acties
uitgevoerd, waaruit weer andere acties kunnen voortvloeien.
a. Enquęte onderwijsknelpunten
Alle docenten worden middels een enquęte opgeroepen het belangrijkste
knelpunt te noemen en toe te lichten dat men bij het uitvoeren van de
onderwijstaak ervaart. Deze inventarisatie zal leiden tot een concreet
actieplan.
b. Denktank
Onderwijsinnovatie
Docenten en studenten worden opgeroepen met ideeën over onderwijsvernieuwing
en –verbetering te komen. Een projectorganisatie (‘Denktank
Onderwijsinnovatie’) zal deze ideeën filteren en op hun bruikbaarheid testen.
c. Uitwerking vernieuwde curricula
Voor verschillende opleidingen (S,F,N,MNW) is in september 2007 een vernieuwd
eerstejaars curriculum ingevoerd. De nadere inhoudelijke uitwerking van de ingediende
plannen, inclusief de gevolgen voor het tweede en derde studiejaar, alsmede het
monitoren van de resultaten zal hoog op de agenda staan (actie OLC´s).
d. Roosterharmonisatie
FEW-FALW
Met het oog op keuzevakken of minoren is het gewenst overeenstemming te
krijgen over een vorm van roosterharmonisatie tussen FEW- en FALW-onderwijs.
Hierbij speelt ook de VU-discussie over de uniforme jaarkalender een rol.
4. Instroom
Hoewel de instroom van een aantal FEW-opleidingen een doorzettende
stijgende lijn vertoont, is dat voor een
aantal andere opleidingen helaas niet het geval. Er zijn aanzienlijke inspanningen
vereist om te analyseren waarom de instroom bij deze opleidingen achter blijft
bij de verwachtingen en welke mogelijkheden de verdere profilering van het
opleidingenaanbod en een creatieve communicatiestrategie bieden om een
kentering teweeg te brengen. FEW heeft de ambitie om de instroom in de
bacheloropleidingen te laten stijgen tot 360 studenten per jaar.
Ook de locale, nationale en internationale instroom in de masteropleidingen
verdient grote aandacht. Zie ook punten 5, 7, 8 en 9.
5. Profiel en ontwikkeling opleidingenaanbod
5.1 Onderwijs in context
FEW wil ten aanzien
van het profiel van haar opleidingenaanbod een strategische koers doorzetten: zoveel
mogelijk zullen de toekomstige bachelor- en masteropleidingen worden gekenmerkt
door ‘onderwijs in context’.
De faculteit
heeft in de afgelopen jaren al ingezet op de ontwikkeling van ‘onderwijs in
context’ door interdisciplinaire opleidingen te ontwikkelen. Dat zijn
opleidingen op het snijvlak met de economische wetenschappen (Bedrijfswiskunde
& Informatica, Informatie, Multimedia & Management en – nieuw – Science,
Business & Innovation), de medische wetenschappen (Farmaceutische
wetenschappen en Medische natuurwetenschappen) en het psychosociale /
biomedische domein (Kunstmatige intelligentie, in het bijzonder een richting
die vooralsnog is aangeduid als Human Ambience).
De opleidingen
die van oudsher meer als monodisciplinair worden gekenschetst, zijn minder ‘in
context’ ingericht. Toch is dat wel degelijk mogelijk door het meer benutten en
inzetten van specifieke onderzoeksexpertise. De faculteit wil dan ook voor het bacheloronderwijs
inhoudelijke keuzes maken die inspelen op de context van het onderzoek van de
afdelingen die dit onderwijs verzorgen. Deze onderzoekscontext-benadering is
vanzelfsprekend niet alleen waardevol voor de ‘monodisciplinaire’ opleidingen,
maar onverkort ook voor het interdisciplinaire onderwijsaanbod. Profilering van
het bacheloronderwijs (met behoud van de doelstellingen van de
CROHO-geregistreerde opleidingen) betekent niet alleen een kwaliteitsslag, maar
vormt tegelijkertijd een belangrijke strategie gericht op verhoging van de
studenteninstroom.
5.2 Bacheloropleidingen
a. Science, Business &
Innovation
Voor de nieuwe opleiding SBI zal een accreditatieaanvraag worden ingediend
en een toets macrodoelmatigheid worden aangevraagd. De studie SBI zal in
september 2007 als afstudeerrichting van Natuurkunde worden gestart. Omdat deze
nieuwe studie een sterk interdisciplinair en geďntegreerd karakter heeft, is
het noodzakelijk dat parallel aan het aanbieden van het nieuwe
eerstejaarsstudieprogramma met de deelnemende docenten en externe deskundigen een
innovatietraject wordt doorlopen waarin curriculumontwikkeling en de
deskundigheidsbevordering centraal staan. Deze benaderingswijze is ook
wenselijk voor andere curriculaire vernieuwingen die op stapel staan of recent
zijn ingevoerd.
b. Herprogrammering Informatica
en Kunstmatige Intelligentie
Binnen de afdeling Informatica zal een begin worden gemaakt met een
relatief grote onderwijsinnovatie, vooral wat betreft de bacheloropleidingen
Informatica en Kunstmatige Intelligentie. Met betrekking tot Informatica is
gekozen voor een vernieuwing door meer accent te leggen op wat tegenwoordig de
‘genetwerkte wereld’ genoemd wordt. Hiermee wordt een nadrukkelijker
onderscheid ten opzichte van andere universiteiten en een duidelijker
profilering beoogd. Wat Kunstmatige
Intelligentie betreft wordt vernieuwing vooral gezocht in het aanbieden van
meer mens-gerelateerde onderwijselementen, zoals oorspronkelijk het doel was
van de studie Human Ambience.
c. Brede Science opleiding
In nauw overleg met FALW zullen de kansen van en mogelijkheden tot de
instelling van een brede Science opleiding worden onderzocht. De gedachten gaan
uit naar een brede, min of meer vraaggestuurde bčtaopleiding die voldoende
garantie biedt op een disciplinaire vervolg opleiding in de masterfase.
5.3 Masteropleidingen
In potentie kan de faculteit op basis van het huidige masteraanbod meer
studenten uit binnen- en buitenland trekken dan nu gebeurt. Er zal dan ook
ingezet worden op de verdere profilering en versterking van de nationale en internationale
wervingskracht van de masteropleidingen (zie ook 5.4 en 15)
5.4 Samenwerking met de
Universiteit van Amsterdam
·
Met
de UvA wordt nauw samengewerkt in het pre-university onderwijs (project
Bčtapartners; zie 6.) en het masteronderwijs (Mathematics, Physics en
Chemistry).
·
De
samenwerking in de masterfase zal in het komend studiejaar meer ‘gezicht’
krijgen door de instelling van de Amsterdam Graduate Schools of Science (zie
ook 15.).
·
Afstemming
en samenwerking tussen VU en UvA ligt ook voor de hand in de bachelorfase
(zoals ondermeer gesuggereerd in het kader van het Sectorplan
Natuurwetenschappen). Er zal worden nagegaan in hoeverre de bestaande
complementariteit in subdisciplinaire expertise kan worden benut voor het opzet
van een programma van minoren vanaf het studiejaar 2008-2009.
·
De
faculteit wil actief participeren in de nadere uitwerking van de plannen voor
een University College Amsterdam.
6. Aansluiting vwo-wo
In het kader van het Junior Science College zijn, gekoppeld aan de
(vernieuwde) bčta-schoolvakken op het vwo, vakwerkgroepen geformeerd die de
activiteiten gericht op een betere aansluiting vwo-wo coördineren:
masterclasses, onderzoekend leren, profielwerkstukken etc. Een nieuwe impuls
aan deze activiteiten geeft het ‘its-academy’ plan vanuit het projectnetwerk
Bčtapartners. Doel is onder andere uitwisseling van vwo en ho docenten te
bevorderen en zo meer eerstegraads leraren voor de klas op het vwo te krijgen.
De opties van gericht HRM-beleid (aio’s en postdocs) en duale banen zullen
worden onderzocht. Voor het slagen van het JSC/its-academy concept zijn goede
infrastructurele voorzieningen binnen de bčtafaculteiten onontbeerlijk.
7. Aansluiting hbo-wo
In dit studiejaar gaan bij wijze van pilot enkele masterdoorstroomtrajecten
binnen hbo-opleidingen van INHOLLAND van start (academische ateliers /
differentiatieminoren). De resultaten zullen kritisch worden gemonitord. FEW
draagt ook bij aan de ontwikkeling van enkele assessment modules (SURF-project)
bedoeld als instrumenten om (reeds tijdens de hbo-opleiding) geschiktheid voor
de academische masterstudie te meten. Dit model verdient navolging;
initiatieven in dit opzicht (ook in samenwerking met CH Windesheim) zijn voor
verschillende FEW-opleidingen toegezegd.
8. Internationalisering
De instroom van buitenlandse (vooral) masterstudenten begint flink aan te
trekken. In toenemende mate zal het masteronderwijs dan ook daadwerkelijk in
het Engels gegeven worden. De professionaliteit van de docenten op dit punt
verdient daarom aandacht.
Alle relevante studieinformatie mbt de masterfase moet in het Engels
beschikbaar komen.
Nog betrekkelijk weinig FEW-studenten volgen studieonderdelen in het
buitenland. Opleidingen moeten de mogelijkheden daartoe beter faciliteren. In
het algemeen kunnen internationale onderzoekscontacten beter benut worden voor
het opbouwen van onderwijsnetwerken.
9. Doorstroom
De studierendementen van de FEW-opleidingen zijn sinds de invoering van het
Bachelor-Master stelsel gedaald tot een onacceptabel niveau. De
opleidingsdirecteuren zullen per opleiding een probleemanalyse opstellen en een
oplossingsstrategie ontwerpen waarmee de feitelijke rendementen in de buurt
kunnen komen van de streefcijfers: 65% binnen vier jaar voor de bacheloropleidingen
en 80% binnen 3 jaar voor de masteropleidingen.
Het CvB heeft in overleg met de uSR in het VU-Instellingsplan besloten geen
strikte regels te geven voor het hanteren van een harde knip bij de
bachelor-master overgang. FEW was daarvan ook geen voorstander. Niettemin is
het noodzakelijk dat er ingrijpende maatregelen genomen worden om de
studievoortgang te bevorderen; zie onder andere de beleidslijn ‘motiveren en structureren’ bij punt
13.3 Studiebegeleiding.
Bijzonder aandacht verdient het feit dat momenteel meer
bachelorabituriënten lijken te kiezen voor een mastervervolgopleiding elders.
Monitoring van de exit-motieven zal hoge prioriteit krijgen.
10. Uitstroom
Gestructureerde contacten met het afnemende veld zijn belangrijk voor de
impact die het VU-diploma in de maatschappij heeft. De plannen voor de
instelling van Raden van Advies (of vergelijkbare overlegvormen) zullen daarom
door de afdelingen uitgevoerd worden.
11. Onderwijsvisie en didactisch concept
De onderwijsvisie ‘community of learners, met aandacht voor de ambities van
de individuele student’ zal verder worden geďmplementeerd. Het betrekken van
studenten als serieuze partners bij wetenschappelijk onderzoeksontwikkelingen
is in de eerste jaren slechts sporadisch mogelijk. In het derde studiejaar en
in de master is dat veel realistischer. Dat docenten en studenten partners zijn
in de ontwikkeling van het academische competentiegebied ‘kennis en inzicht’ is
wel van meet af aan concreet te maken. Dit vraagt om het hanteren van een
activerende leerstrategie: ‘onderzoekend leren’. Docenten zullen worden
uitgedaagd om van deze leerstrategie explicieter gebruik te maken en
voorbeelden van good-practice met collega-docenten te delen.
12. Academische vorming
In relatie tot punt 11 blijft het operationaliseren van het leertraject
academische vaardigheden hoog op de agenda staan. Alleen door intensief
docentenoverleg kunnen de leerlijnen die behoren bij het ontwikkelen van de
verschillende competenties (in relatie tot de Dublin descriptoren) gestalte
krijgen. Het EMP-project ‘Implementatie
van competentiegericht onderwijs: training, monitoring en evaluatie’ wil
hierin voor een aantal opleidingen sturing brengen.
13. Kwaliteitszorg
13.1 Zorgplan Kwaliteit
Het Zorgplan Kwaliteit van FEW is vanaf september via het Web beschikbaar (www.few.vu.nl >>>). Het Zorgplan is
bedoeld als informatie- en navigatiedocument voor iedereen die onderwijs geeft
en onderwijs volgt. In het Zorgplan liggen de evaluatieprocedures vast:
vakevaluaties, curriculumevaluaties en zelfevaluaties van de opleidingen,
inclusief de wijze waarop over de resultaten wordt teruggekoppeld naar docenten
en studenten. In de Plan-do-check-act cyclus speelt een regelmatig docentenoverleg
een cruciale rol. Opleidingsdirecteuren zijn verantwoordelijk voor het
monitoren van het onderwijsevaluatieproces en het opstellen van ‘maatregelen
ter verbetering’.
Het Zorgplan Kwaliteit bevat ook verwijzingen naar hoofdstukken uit het
Handboek Kwaliteitszorg van de VU of corresponderende FEW-documenten zoals over
Toetsen en beoordelen, Studiebegeleiding en Professionalisering. Regels en
richtlijnen met betrekking tot de bacheloropdracht of de master (‘Guidebook’)
zijn ook aan het Zorgplan gelinkt, evenals de OERen.
13.2 Follow-up visitaties
Aan alle opleidingen die zijn gevisiteerd zal worden verzocht een actie- en
activiteitenplan te maken waarin wordt aangegeven hoe ingespeeld zal worden op
de kritiek of de aanbevelingen van de visitatiecommissie.
13.3 Studiebegeleiding
Er is een Raamplan Studiebegeleiding FEW opgesteld waarin de rol van de
verschillende SB-actoren beschreven wordt (zie Zorgplan Kwaliteit). Mede in
relatie tot de problematiek van de lage studierendementen (punt 9), is het
belangrijk af te spreken dat de studieadviseurs en mentoren vooral een
structurerende taak hebben in het bevorderen van de studievoortgang, maar dat
de docenten een essentiёle motiverende rol vervullen. Activerende
onderwijswerkvormen, regelmatig feedback geven en reflectie stimuleren zijn
vitale instrumenten om studenten tot zelfverantwoordelijkheid aan te zetten.
Docenten zijn dus onmisbare spelers in de SB-arena en moeten daarin gecoacht
worden.
13.4 Diversiteit
Door de VU Regiegroep Diversiteit is ook voor FEW een diversiteitsschets
opgesteld. Er moet vooral worden nagedacht over het aanpakken van de
taalvaardigheidsproblemen en de spanning die deze deficiëntie geeft in relatie
tot het beoordelen van studieresultaten en het ontwikkelen van de vereiste
academische competenties.
13.5 Aandacht voor talent
De faculteit heeft zich in de beleidslijn ‘Uitdagingen voor excellente studenten’
(2006-2007) gecommitteerd aan het introduceren van het VU-Honoursprogramma.
Behalve de bijdrage die FEW-docenten in het komende studiejaar leveren aan het
faculteitsoverstijgende onderwijsaanbod, zal ook het facultaire aanbod dat met
ingang van 2008-2009 in dit kader beschikbaar moet zijn, worden uitgewerkt.
13.6 Professionalisering
docenten
Het is gewenst dat alle docenten van FEW, ook zij die in tijdelijke dienst
zijn en een substantiёle onderwijstaak hebben, de basiskwalificatie universitair
docent verwerven. Voor aio’s (practicum- en werkcollege assistenten) en zittend
onderwijspersoneel zal voor hun deskundigheidsbevordering maatwerk geleverd
moeten worden. De verplichting tot professionalisering van docenten is
onderdeel van het HRM-beleid van de faculteit. Het betreffende beleidsdocument
zal daarom worden aangescherpt en geactualiseerd.
14. ICT en onderwijs
Het is gewenst dat meer docenten gebruikmaken van geavanceerde ICT-technieken,
zoals bijvoorbeeld geboden worden via het medialab. Het gebruik van de digitale
leeromgeving Blackboard is verplicht.
15. Onderwijsorganisatie
De verdeling van
managementtaken binnen de FEW-onderwijsorganisatie wordt aangescherpt. Dit
betreft bijvoorbeeld de rolverdeling tussen opleidingsdirecteuren en
mastercoördinatoren. De discussie over de organisatie van Graduate Schools
wordt opgeschort totdat meer duidelijkheid bestaat over het instellingsbeleid
ten aanzien van de relatie van Graduate schools met onderzoeksinstituten en
over de koppeling van master en PhD onderwijs. Wel is de intentie op korte
termijn over te gaan tot de inrichting van een UvA-VU Web-portaal ‘Amsterdam
Graduate Schools of Science’ voor het onderwijsaanbod in de masterfase.