Strategisch plan
Verbetering Rendementen FEW-bacheloropleidingen versie
8 januari 2008
1. Inleiding
De rendementen van de FEW-bacheloropleidingen laten zeer te wensen over.
Als streefcijfer is geformuleerd
-
dat 70 % van de studenten zich herinschrijft voor het
tweede studiejaar en
-
dat 80% van hen de bacheloropleiding binnen vier jaar
afrondt.
De meest recente feitelijke cijfers over de rendementen laten een veel
negatiever beeld zien.
Tabel 1 |
|
||||
Herinschrijving alle bachelor opleidingen na 1 jaar |
|
||||
|
|
omvang cohort |
|
omvang
herins. |
% |
|
|
|
|
|
|
2002 |
|
336 |
|
252 |
75 |
2003 |
|
303 |
|
220 |
73 |
2004 |
|
249 |
|
177 |
71 |
2005 |
|
264 |
|
190 |
72 |
- alle voorkomens |
|
|
|||
- alle vooropleidingen, alleen Voltijd |
Deze tabel laat zien dat veel studenten schrijven zich opnieuw inschrijven na een jaar. Dat wil nog niet zeggen dat ze dan ook veel sp halen of dat het eerste jaar voldoende selecterend is. Daarom is ook een tabel opgenomen met het aantal behaalde sp na een jaar.
Tabel 2 |
|
|
Studentactiviteit |
|
|||||||
|
|
|
Ects
na 1 jaar (zonder vrijstellingen) |
|
|||||||
|
|
|
|
0 |
1 t/m 11 |
12 t/m 41 |
42 t/m 59 |
60 of meer |
totaal |
42 of meer |
|
|
|
omvang cohort |
|
% |
|
|
|
|
|
% cumulatief |
|
2002 |
|
336 |
|
7 |
8 |
27 |
26 |
32 |
100 % |
58 |
|
2003 |
|
303 |
|
6 |
12 |
26 |
25 |
31 |
100 % |
55 |
|
2004 |
|
249 |
|
5 |
11 |
38 |
32 |
14 |
100 % |
46 |
|
2005 |
|
264 |
|
9 |
12 |
28 |
34 |
17 |
100 % |
51 |
|
Uit tabel 2 blijkt dat ongeveer 50% meer dan 42 sp heeft gehaald in het eerste jaar. Dat is bepaald geen geweldig resultaat. Dat betekent dat als de studenten in dat tempo doorstuderen ze minimaal 5 jaar over hun bachelor doen. Bij een aantal opleidingen is dit % overigens nog veel slechter (IMM, I, N&S terwijl MNW het goed doet).
Tabel 3 |
|
|
Bachelorrendement |
|||||
|
|
|
Herinschrijving
na 1 jaar en % bachelorexamen behaald na |
|||||
|
|
|
|
3 jaar |
4 jaar |
5 jaar |
6 jaar |
meer dan 6 jaar |
|
|
omvang
herins. |
|
% cumulatief |
|
|
|
|
2002 |
|
252 |
|
23 |
29 |
. |
. |
. |
2003 |
|
220 |
|
20 |
. |
. |
. |
. |
2004 |
|
177 |
|
. |
. |
. |
. |
. |
2005 |
|
190 |
|
. |
. |
. |
. |
. |
Van het bachelorrendement kun je helaas nog niet zo heel veel zeggen (de cijfers lopen t/m 2005). Maar duidelijk wordt wel dat van de herinschrijvers veel te weinig studenten na 3 (23%) of 4 jaar (38%) hun bachelor halen. Uit de cijfers kun je niet zien of ze er te lang over doen of alsnog afhaken.
Interessant is vooral de uitsplitsing per
opleiding, tabel 3 b. Kennelijk doen een aantal opleidingen het redelijk (Far
en MNW), maar is bij een aantal opleidingen het rendement bedroevend laag (I,
KI, Scheik en Wisk). Let op: in het cohort van 2002 zijn ook de
doctoraalstudenten opgenomen van na 1999 opgenomen, de studenten die overgezet
zijn van de doctoraal naar de bacheloropleiding.
Tabel 3 b |
Herinschrijving
na 1 jaar en % bachelor examen behaald na |
|||||||
|
|
|
|
3 jaar |
4 jaar |
5 jaar |
6 jaar |
|
Cohort 2002 |
omvang cohort |
omvang
herins. |
|
% cumulatief |
|
|
|
|
B Bedrijfswiskunde en
Informatica |
40 |
34 |
|
26 |
41 |
. |
. |
|
B Farmaceutische
wetenschappen |
15 |
11 |
|
55 |
64 |
. |
. |
|
B Informatica |
56 |
36 |
|
11 |
17 |
|
|
|
B Informatie, multimedia en management |
82 |
64 |
|
27 |
44 |
|
|
|
B Kunstmatige
intelligentie |
25 |
18 |
|
0 |
33 |
. |
. |
|
B Medische
Natuurwetenschappen |
36 |
32 |
|
56 |
75 |
|
|
|
B Natuur- en sterrenkunde |
33 |
26 |
|
12 |
27 |
|
|
|
B Scheikunde |
17 |
11 |
|
9 |
9 |
. |
. |
|
B Wiskunde |
32 |
20 |
|
5 |
20 |
|
|
|
Uit de tabel studieduur van de afgestudeerde bachelors is te zien dat veel studenten lang over hun studie doen. Die drukken de gemiddelden sterk. En er zijn studenten bij die 70/80 maanden over hun bachelor doen.
Tabel 4 Gemiddelde studieduur in maanden |
|
|
|
|
|
||||
- alleen fase Bachelor, beide geslachten, alleen
vooropleiding Vwo |
|
||||||||
- alle opleidingsvormen, alle instroom
categorieën |
|
|
|||||||
|
|
|
|
|
|
|
|||
Inschrijfjaar examen
behaald |
|
Aantal diploma's |
Gemiddelde duur |
Min |
Max |
|
|||
2002 |
|
3 |
44 |
41 |
48 |
|
|||
2003 |
|
5 |
47 |
35 |
60 |
|
|||
2004 |
|
50 |
42 |
26 |
70 |
|
|||
2005 |
|
84 |
44 |
24 |
80 |
|
2. Probleemanalyse
Instroomniveau
-
Studenten hebben onvoldoende zicht op het niveau van een
academische opleiding en/of hebben verkeerde verwachtingen van de inhoud van de
studie.
-
Docenten hebben geen nauwkeurig beeld van het niveau van
voorkennis en vaardigheden van de beginnende student.
Inzet van studenten
-
De inzet van de studenten voor hun studie in termen van
bestede uren en van bereikte resultaten per contactuur onderwijs laat te wensen
over.
Planningsvaardigheden van studenten
-
Studenten onderschatten de studielast en stellen het
effectief studeren vaak uit tot vlak voor het tentamen.
Roostering
-
Een rooster met veel parallel geroosterde vakken werkt studievertraging
in de hand, omdat studenten de neiging hebben minder aandacht te besteden aan
één of twee van deze vakken. Het volgen van niet-gehaalde vakken in een volgend
jaar is vaak slecht mogelijk vanwege roosterproblemen.
-
Bij 3 of 4 tentamens aan het einde van een periode
behandelen studenten een of twee tentamens als minder urgent, met als gevolg
dat de slaagpercentages daaronder lijden. Dat is niet goed voor de
effectiviteit van het onderwijs.
Ba-Ma overgang
-
De zachte knip tussen bachelor en master werkt
studievertraging in de hand. Bovendien wordt de regel dat de max. 30 sp
achterstand binnen een jaar moet worden ingelopen, niet gehandhaafd.
Kwaliteit onderwijs
-
De opleiding is in de ogen van eerstejaars vaak onvoldoende
aantrekkelijk.
Studiebegeleiding
-
Er bestaat de neiging studenten die slecht presteren
koste wat kost voor de opleiding te behouden (‘pamperen’). Dit is niet in het
belang van de betrokken student, maar heeft ook een negatief
studienorm-bepalend effect op de overige studenten.
Kwaliteit van toetsing
-
Teveel is het tentamen nog de enige toetsmethode. De
representativiteit van het tentamen is soms twijfelachtig.
Sociale en academische integratie
-
Eerstejaars worden onvoldoende ingewijd in de academische
werkcultuur.
3. Oplossingsstrategie
Instroomniveau
-
De studievoorlichting aan aanstaande studenten moet een
meer realistisch beeld geven van wat van de student wordt verwacht.
-
Het onderwijs in het begin van het eerste studiejaar moet
een betere aansluiting bieden met de parate voorkennis. Instaptoetsen en
assessments kunnen bijdragen aan het identificeren van mogelijke
startproblemen.
-
Docenten moeten beter geďnstrueerd worden over de
vwo-voorkennis en vaardigheden van de eerstejaarsstudenten, en over de werk- en
toetsvormen die ze gewend zijn.
Inzet van studenten
- Er moeten meer uitdagende en competerende elementen in ons onderwijs worden ingebracht, zodat de verworven snelheid en training binnen de studieperiode gemeten en beloond kunnen worden.
-
Er geldt een verplichte actieve deelname
aan alle activiteiten van het eerstejaarsonderwijs, ook die in het kader van
werkcolleges en vragenuurtjes.
Planningsvaardigheden van studenten
-
In het kader van het leertraject academische vorming moet
het ontwikkelen dan wel toepassen van planningsvaardigheden aandacht krijgen.
-
Onderwijsproces en leerproces moeten beter geďntegreerd
worden, zodat het ‘studeren’ niet wordt uitgesteld tot de laatste week voor het
tentamen.
Roostering
-
Het aanbieden van vakken in kortere periodes zal naar
verwachting studievertraging doen verminderen. De haalbaarheid hiervan moet
daarom worden nagegaan.
Bijvoorbeeld. Structuur van
het eerste (en tweede) jaar veranderen. Per periode van acht weken twee vakken
parallel. In een periode van vier weken 1 of 2 vakken. Dat betekent dat vakken
in periodes van 8 weken standaard 6 studiepunten hebben.
-
Piekbelasting moet worden voorkomen, zowel binnen de week
als binnen het studiejaar. Contacturen moeten evenredig over de studieperiode
verdeeld zijn.
-
Zelfstudie-uren moeten in het rooster zichtbaar gemaakt
worden.
-
Ook de inleverdata voor werkstukken en de data waarop
mondelinge presentaties worden verwacht moeten worden geroosterd, zodat geen
onwenselijke interferentie met tentamenstudietijd plaatsvindt.
Ba-Ma overgang
-
De knip tussen bachelor en master moet harder worden:
maximaal 12 sp achterstand en afronden bachelor binnen 12 maanden na het begin
van de master. Er moeten maatregelen getroffen worden om de handhaving van deze
regel te garanderen.
Kwaliteit onderwijs
-
Vernieuwing van het curriculum door onderwijs-in-context
en de invoering van thematische leerlijnen. Dit zal ertoe leiden dat meer
interesse wordt gewekt en meer betrokkenheid wordt gestimuleerd, waardoor
studenten sterker gemotiveerd raken.
-
De ‘community of learners’ filosofie moet krachtiger
worden uitgedragen en beter worden geďmplementeerd. Dat bevordert de
saamhorigheid en de betrokkenheid.
-
Al in het begin van de studie moet het de student
duidelijk zijn waar het in de opleiding om draait. Het eerste jaar moet een goede
afspiegeling zijn van de opleiding als geheel.
-
Docenten moeten meer haalbare doelen voor hun vakken
stellen. Een heldere studiehandleiding, waarin ook opdrachten, oefeningen,
beoordelingscriteria etc. vermeld staan is een must.
-
Er moeten meer activerende werkvormen worden toegepast.
Daarbij is afwisseling gewenst.
-
Regelmatige feed-back is noodzaak (zie ook toetsing).
Gebruik van de digitale leeromgeving Blackboard kan daarbij een belangrijke rol
spelen.
-
Minder verplichte vakken in de bacheloropleiding en meer
keuzeruimte om te kiezen uit het scala van vakken en 'bijvakken' (ook minoren).
-
Kwaliteitszorg (evaluaties)
moet niet alleen gericht zijn op het beoordelingsaspect maar ook op het
optimaliseren van het leerproces van studenten.
Studiebegeleiding
-
Het tutorsysteem moet worden ingevoerd. De verwachting is
dat een intensief contact tussen student en tutor (een wetenschappelijk
medewerker met tevens een onderzoektaak) motiverend zal werken. En kan
bijdragen aan het vertrouwen op studiesucces. Verder kunnen door een eerdere
vaststelling van studievertraging eerder passende maatregelen genomen worden.
-
In overleg tussen studieadviseur en tutor moeten
ongemotiveerde en ongetalenteerde studenten zo snel mogelijk worden verwezen
naar andere voor hen meer geschikte opleidingsmogelijkheden.
Kwaliteit van toetsing
- Er moet meer variatie in onderwijs en toetsingsvormen komen. Dus bijvoorbeeld voor wiskunde niet alleen vraagstukkenpracticum met college. Ook niet voor eerstejaars na acht weken een schriftelijk tentamentje maar bijvoorbeeld een combinatie van schriftelijk tentamen, een groepsopdracht en een presentatie.
-
Er moeten meer oefeningen en tussentoetsen komen waarop
door de docent feed-back gegeven wordt. Dit is essentieel voor de
studievoortgang.
-
De kwaliteit van de tentamens moet (door een collega)
worden gecheckt. Kwaliteit uit zich ondermeer hierin dat de vragen
representatief zijn voor de cursus wat betreft hun onderwerp en
beheersingsniveau. Weegfactoren etc. moeten aan studenten bekend zijn.
Sociale en academische integratie
-
De sociale cohesie moet bevorderd worden.
Studieverenigingen moeten daarom altijd een beroep op het opleidingsmanagement
kunnen doen.