Informatica komt niet met strik om de haven van Rotterdam binnen

PDF Versie

Informatica is de onzichtbare innovatiemotor van
onze kenniseconomie, waar we jaar in jaar uit
steeds afhankelijker van worden.  Helaas gaan we
in Nederland weinig professioneel met informatica
om en de vele gremia die de BV Nederland moeten
voortstuwen in de vaart der volkeren, zien IT als
bijzaak.  Na 25 jaar academisch
informaticaonderwijs kennen we nog steeds geen
officiele en volwaardige bevoegdheid voor de
eerstegraads docent informatica aan middelbare
scholen.  De meeste technische universiteiten
behandelen informatica nog steeds niet als een
regulier vakgebied.  Er zijn geen
vakbekwaamheidseisen voor degene die onze
computers programmeren.  Er bestaat geen
certificering van de programmatuur die ons
omringt.

Maatschappelijk gezien kosten de uitwassen van
ondermaatse informatica onnodig veel.  Wereldwijd
290 miljard dollar per jaar aan falende
IT-projecten.  Nederland was in 1998 al de vierde
Europese IT-spender, met geschatte
succespercentages van 20 procent, en de rest ver
onder de maat (50 procent) of een totale
mislukking (30 procent).  Outsourcing en
offshoring van IT naar landen zoals India is een
hot topic.  De uurlonen van de software-engineers
daar zijn aanzienlijk lager dan hier.  Dus
hoogroutinematig laag-probleem-oplossend werk
vloeit daar voor een gedeelte naartoe.  Er is nog
een andere beweging gaande in die landen.  De
offshorelanden hebben er hun zinnen op gezet
beter te worden in informatica dan het Westen.
In dergelijke landen studeren de beste studenten
informatica.  Er zijn veel en zeer goede
opleidingen.  Studenten uit die landen kunnen
zich zeker meten met de beste studenten van onze
opleidingen.

Wij roepen de Nederlandse samenleving op eens
goed na te denken wat ze wil met informatica, de
wetenschap die informatietechnologie
voortbrengt.  Pappen, nathouden en zelfregulering
leidt tot verwatering.

Afgelopen jaar heeft de krant vol gestaan met de
noodzaak meer betastudenten op te leiden in
Nederland.  Geheel haaks op de berichtgeving
stonden berichten dat het allemaal wel meeviel
met de behoefte aan afgestudeerden in de
betadisciplines.  Kern van dat argument was puur
economisch: als er meer behoefte aan beta's is,
zou je dat aan hogere salarissen moeten zien.
Met datzelfde argument kun je ook beargumenteren
dat er geen tekort is aan blauw op straat,
verplegend personeel en wiskundedocenten.
Kortom, een onzinverhaal.  Als we gewoon kijken
naar de vraag, dan bleek dat vorig jaar het
grootste percentage personeelsadvertenties om
IT-ers ging (20-25 procent van het totaal).

De feitelijke situatie is dat er in ieder geval
een niet aflatende behoefte aan informatici is.
En dan gaat het niet om klopwerk dat vroeg of
laat uitbesteed wordt aan lagelonenlanden.
Slechts een procent van de informatici heeft een
functie waar geen R&Dcomponent aan vastzit.
Studenten opgeleid in de meer klassieke
betadisciplines zoals biologie, natuurkunde en
scheikunde, hebben meer moeite om de arbeidsmarkt
te betreden.  Voorbeeld: een mogelijke
determinant van arbeidssucces is de tijdsduur
voor het vinden van de eerste baan.  Minder dan
drie maanden is een succesfactor.  Bij onder
andere biologie hebben afgestudeerden relatief
vaak langer dan zes maanden nodig voor de eerste
baan zich aandient.  Biologen verdienen ook
relatief weinig.

Als je de media moet geloven deint de vraag naar
informatici mee op de golven van de economie.
Maar zelfs in het dal vinden alle degelijk
opgeleide informatici een baan in hun
discipline.  Uit de WO-monitor (tweejaarlijks
onderzoek naar arbeidsmarktsucces van academici)
bleek voor VU-informatici die in de slechte tijd
(rond 2001) afzwaaiden dat 100 procent een baan
had en alle 100 procent op niveau.  Niets te
merken van conjunctuur.  De vele ontslagen zijn
ons insziens niets anders dan een kaf-koren-
operatie, veroorzaakt door aanstelling van vele
niet-informatici in oververhitte tijden.  De
grote IT-dienstverleners die zich ineens als
uitzendbureau bleken te afficheren hadden
kennelijk geen echte informatici in dienst.  En
daarmee is een onjuist beeld voor echte
IT-professionals geschapen.  De berichtgeving
over de betaproblematiek zou genuanceerder moeten
worden en een duidelijk onderscheid moeten maken
tussen de disciplines.  De huidige berichtgeving
is in ieder geval bezijden de waarheid en kan
gevaarlijk misleidend zijn voor de
beleidsvormers.  Dit pleit ervoor om campagnes
als "Kies Exact" opnieuw te bezien.  De slogans
van de (hopelijk nabije) toekomst moeten zich
meer op IT richten: "Ben jij in formatica?"

Eerstegraadsdocenten

Met ingang van het schooljaar 1998/1999 kreeg het
voortgezet onderwijs voor het eerst de
mogelijkheid in de tweede fase het keuzevak
informatica aan te bieden.  Bij de voorbereiding
voor het vak, in 1995, werd er vanuit het
vakgebied informatica op aangedrongen om een
bevoegdheid tot eerstegraads docent informatica
in te stellen en dito lerarenopleidingen voor
informaticadocenten op te zetten.  Typerend voor
het beeld van informatica in Nederland, vond het
ministerie van Onderwijs dit toen onnodig.  Het
ministerie weigerde steevast tot het instellen
van een lerarenbevoegdheid informatica.  Pas
sinds kort lijkt men de weerstand op te geven,
een akkoord lijkt op komst.  Zekerheid is er
echter nog steeds niet, en bij de overheid kan
dat betekenen dat het instellen van een
lerarenbevoegdheid nog jaren kan duren.  Om toch
verzekerd te zijn van docenten informatica heeft
de minister indertijd bepaald dat een
omscholingscursus voldoende moest zijn.  De
minister bepaalde tevens dat de cursus
toegankelijk was voor iedere docent ongeacht de
vooropleiding, zodat ook docenten in talen of
maatschappijwetenschappen omgeschoold konden
worden tot docent informatica.  Over "serieus
nemen" gesproken.

Informatici aan universiteiten vinden de situatie
aan de middelbare scholen onwenselijk.
Informaticaonderwijs moet gegeven worden door
volwaardig opgeleide docenten.  Dat is vast ook
motiverender voor scholieren om hier verder in te
gaan.  De instroom van informaticastudenten is
door de jaren heen verhoudingsgewijs altijd heel
behoorlijk.  Maar wellicht door de ongenuanceerde
berichtgeving in de media is dat aandeel
landelijk aan het dalen -- en dat terwijl de
behoefte aan echte IT-ers altijd is gestegen.
Verder is informatica slechts een keuzevak op de
middelbare school, dat niet eens op alle
middelbare scholen wordt gegeven.  Dit is voor
vervolgopleidingen op de universiteit en het HBO
een enorme handicap.  Het betekent dat bij
informaticaopleidingen zowel rijp als groen
instroomt, wat voor beide groepen niet optimaal
is, omdat het niveau nogal geschakeerd is.
Verplicht informatica in het voortgezet onderwijs
door eerstegraadsdocenten zal deze situatie naar
onze mening verbeteren: meer instroom en een
hoger stabieler instroomniveau.

Op dit moment is er sprake van het invoeren van
een nieuw geintegreerd betavak.  Dit vak zou ook
iets aan informaticaonderwijs kunnen bevatten,
maar dit lijkt niet aan de orde.  In de
stuurgroep, opgericht om te bepalen wat dit vak
gaat inhouden, blijkt geen informaticus te
zitten.  Weer een voorbeeld van hoe Nederland
informatica, informaticaonderwijs en het belang
van IT voor onze samenleving ervaart.  Ook na
aandringen bleek de minister van Onderwijs daar
volstrekt duidelijk over te kunnen zijn.  Een
informaticus komt er niet in.  Met alle respect,
dat klinkt niet heel erg opbouwend.

Stiefmoederlijk

Nederland was laat met het invoeren van een
academische opleiding in de informatica.  Pas in
1981 kwamen zelfstandige opleidingen informatica
van de grond.  De technische universiteiten zijn
er heel verschillend mee omgegaan.  In slechts
een geval heeft een universiteit zich vol achter
het vakgebied geschaard en het een volwaardige
status gegeven.  In alle andere gevallen weigeren
universiteitsbestuurders de informatica ook 25
jaar na oprichting als een volwaardig vakgebied
te zien.

De Technische Universiteit Twente heeft
informatica vanaf de oprichting omarmd door het
instellen van een informaticafaculteit.  Dit gaf
informatica een volwaardige plaats naast
vakgebieden als scheikunde, natuurkunde,
werktuigbouw en elektrotechniek.  De faculteit is
inmiddels opgegaan in een grote allesomvattende
faculteit, waarmee een einde is gekomen aan de
enige informaticafaculteit die Nederland ooit
heeft gekend.  In de nieuwe faculteit lijkt de
positie van informatica wel heel behoorlijk
gewaarborgd.

Aan de Technische Universiteit Eindhoven is
informatica altijd stiefmoederlijk behandeld.
Informatica werd als een neveneffect van wiskunde
gezien.  Er kwam een faculteit wiskunde en
informatica waarvan het informaticadeel lange
tijd tot doel had middelen veilig te stellen ten
behoeve van wiskunde.  Hoewel de verhouding
tussen wiskunde en informatica grotendeels
genormaliseerd is, ziet de universiteit
informatica en wiskunde nog steeds als een
geheel.

Dit soort zaken heeft consequenties.  Het
veroordeelt informatica tot een half vakgebied.
Dus half zoveel middelen als bij andere zoals
elektro of werktuigbouw.  Verder betekent dit dat
informatica wordt gepercipieerd als een
wiskundige discipline, te bedrijven met pen en
papier.  Er is weliswaar voldoende budget voor
hardware en software, maar er zijn geen middelen
om programmatuur van industriele omvang te
produceren en diepgaand te bestuderen.  Dit is
een van de oorzaken van de kloof tussen
informatica in het bedrijfsleven en aan
academische instellingen.

Dit soort tendenzen zien we ook op andere
universiteiten.  Het effect is dat de
onderzoeksmiddelen voor informatica te veel
verdund worden, en niet in verhouding staan tot
die van ander technisch onderzoek.  Informatica
die plek geven waar de maatschappij recht op
heeft, lijkt dan een gepasseerd station, terwijl
allerlei nieuwe faculteiten wel het licht zien:
biomedische technologie, industrial design en
andere.  Dus het kan wel.

In Delft is informatica net als bij andere
universiteiten ook lange tijd onderdeel geweest
van de faculteit wiskunde, zij is onlangs
samengevoegd met elektrotechniek.  De verhouding
in Delft lijkt volstrekt zoek.  Hoewel het aantal
informaticastudenten er over het algemeen
beduidend hoger is dan het aantal
elektrotechniekstudenten zijn daar slechts drie
hoogleraren informatica tegen 21 hoogleraren
elektrotechniek.  Dit is niet uniek voor Delft.
Neem bijvoorbeeld Groningen.  Die kent vijf
hoogleraren informatica en 36 hoogleraren
natuurkunde; beide opleidingen hebben een
vergelijkbare studenteninstroom.  Er zit dus iets
flink scheef.

Professionalisme

We hadden onlangs een recordjaar met
natuurrampen: 200 miljard dollar schade.  Over de
290 miljard dollar die we elk jaar aan falende
IT-investeringen uitgeven, heeft niemand het.
Ook Nederland kent zijn deel in die onzichtbare
IT-ramp.  Bij de overheid is P-direkt een recent
voorbeeld waar IT-geld is verkwist.  En er zijn
vele andere voorbeelden uit overheidsland bekend,
van de studentenadministratie van de IB-Groep tot
het Hoger Beroepen-systeem van Justitie.  Ook de
Calimero-redenatie van onze overheid, dat
Nederland te klein is voor IT, dat die
technologie wel uit Amerika kan komen, is niet op
feiten gestoeld.  De Nederlandse Spoorwegen zou
de economsiche schade door wisselstoringen kunnen
beperken.  Het is in principe mogelijk
wisselstoringen met behulp van informatica snel
op afstand op te lossen.  In de praktijk zitten
NS-reizigers echter lang opgesloten in de trein,
totdat men fysiek ter plaatse het probleem heeft
verholpen.

En dan is er nog het gebrek aan
professionaliteit.  Daar is in Nederland nog
nooit een breed onderzoek naar verricht.  Dat is
wel gebeurd in Engeland.  Daar concluderen de
Royal Academy of Engineering en The British
Computer Society dat het zeer problematisch is
gesteld met IT.  Na uitgebreid onderzoek
concludeert men dat: "Failure to improve the
collective professionalism of the IT industry and
strengthen the national infrastructure supporting
project delivery is likely to have serious and
ongoing economic consequences for the UK." Harde
woorden, waarin het belang van informatica, het
gebrek aan professionaliteit en het ontkennen van
informatica als vakgebied de ingredienten zijn.

Nederland kan zich in de toekomst niet meer tot
een kenniseconomie rekenen als kennis en kunde
over informatica een importartikel wordt.  Want
informatica komt niet in een doos met een strik
eromheen de haven van Rotterdam binnen.
Overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven
zullen zich moeten afvragen wat de gevolgen voor
onze economie kunnen zijn als het zo doorgaat met
het ontkennen van het grote belang van
informatica als nieuwe peiler.  Wij hopen met het
stipuleren van een aantal belangrijke issues een
bijdrage te leveren aan dat o zo nodige debat.

Jan Friso Groote en
Chris Verhoef

Prof.dr.ir.  Jan Friso Groote is hoogleraar
informatica aan de Technische Universiteit
Eindhoven.  Hij is tevens voorzitter van de
Informaticakamer.

Prof.dr Chris Verhoef is hoogleraar Informatica
aan de Vrije Universiteit Amsterdam, en columnist
voor Automatisering Gids.

Meer weten over de wondere wereld van ICT 
in Jip en Janneke taal? Ga dan naar de
knipselkrant van Chris Verhoef

Prof. dr Chris Verhoef is hoogleraar informatica 
aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.  Hij
schrijft maandelijks een column in AG II.  hij is
te bereiken via email:  x@cs.vu.nl.  Deze tekst is 
copyright SDU.  Niets van deze uitgave mag zonder
schriftelijke toestemming van de uitgever worden
overgenomen of worden gepubliceerd.